Dromen kunnen in veel opzichten verschillen van ons echte leven. in onze dromen kunnen we dingen zien en horen die normaal lijken en toch reageren we er bizar op. Of we dromen zonder schaamte over dingen die ons bij bewustzijn zouden choqueren. Het is niet eenvoudig te verklaren waarom we dromen of waarom we slapen.
Slaapcycli
De moderne slaapanalyse werd ongeveer 50 jaar geleden ontwikkeld. Wetenschappers raakten meer geinteresseerd na de ontdekking dat slaap bestaat uit duidelijke fasen. Dit blijkt uit bestudering van hersengolven en algehele fysiologische activiteiten. Tijdens een gemiddelde nacht komen 4 slaapfasen voor. De cyclus van fase 1 naar fase 4 wordt gewoonlijk 7 maal per nacht doorlopen.
De 4 fasen
In de eerste fase gaat u over van een wakkere toestand naar slapen. In fase twee begint de echte slaap, waarbij u geen prikkels van buitenaf meer waarneemt. Tijdens fase drie wordt de slaap geleidelijk dieper. In de laatste en vierde fase bereikt u een nog dieper slaapniveau. In deze fase is de ademhaling regelmatig en diep. De hartslag en bloeddruk zakken, de stofwisseling wordt trager en de elektrische activiteiten van de hersenen zijn anders dan in wakkere toestand.
Als fase vier voltooid is, doorloopt u de fasen in omgekeerde volgorde, met de bijbehorende fysiologische veranderingen: de pols wordt sneller en onregelmatiger, de stofwisseling en elektrische activiteiten keren terug in de wakkere toestand, de bloeddruk neemt toe, het lichaam beweegt vaak en er kan een penis- of clitoriserectie optreden. Gedurende deze veranderingen lijkt u bijna wakker te worden, maar het zal juist moeilijker zijn om u in deze slaapfase te wekken dan tijdens het diepe slaapniveau van fase vier.
Remslaap
Fase vier staat bekend als de rapid eye movement, de remslaap. De naam wijst op het snelle bewegen van de ogen onder de gesloten oogleden: een teken dat het dromen begint. Dromen komen ook voor in fase één, twee en drie van de slaapcyclus, maar minder vaak dan in de remslaap; ook zijn de dromen in de andere fasen minder levendig. Er wordt wel beweerd dat aan de snelle oogbewegingen gezien kan worden dat de dromer de gebeurtenissen in zijn droom bekijkt.
In 1953 begonnen de Amerikaanse fysioloog Nathaniel Kleitman en zijn leerling Eugene Aserinsky een klinische studie naar dromen. Ze ontdekten dat mensen die gewekt werden op het moment dat de elektrische impulsen van de hersenen een bepaald ritme hadden, zich bewust waren dat ze hadden gedroomd. Deze perioden van hersenactiviteiten en dromen vielen ook samen met de snelle oogbewegingen. Met deze ontdekkingen begon de bestudering van dromen en droompatronen.
Waarom slapen we?
Aristoteles geloofde dat het lichaam tijdens de slaap bepaalde dampen uitscheidt, zodat voedsel vanuit de maag over de rest van het lichaam kon worden verspreid. Ook enkele onderzoekers in de vroege 20e eeuw dachten dat stoffen zoals koolstofdioxide, cholesterol en melkzuur zich in wakkere toestand ophopen in de hersenen en tijdens de slaap worden verdeeld over het lichaam.
Een andere populaire theorie stelde dat we eenvoudigweg slapen om op krachten te komen. Deze uitleg leek echter niet volledig, aangezien ze geen verklaring bood voor de behoefte aan met name de remslaap. Pasgeboren baby's verkeren bijvoorbeeld de helft van de tijd dat ze slapen in remstaat. Ook is bij de meeste zoogdieren, vogels en reptielen een remstaat vastgesteld. Bovendien heeft onderzoek uitgewezen dat mensen bij gebrek aan remslaap overgevoelig worden en problemen hebben met concentratie en het geheugen. Mensen met een gebrek aan 'niet-remslaap' hebben daarentegen minder en korter last van problemen. Het lijkt er dus op dat lichaam en geest en niet-remslaap rusten en op krachten komen. Het belang van de remslaap lijkt daarentegen niet zozeer fysiologisch als wel psychologisch te zijn.